Steenglooiing Westzaner Zeedijk
Je moet weten waar het is, want anders rij je er zo aan voorbij, en je moet weten wat het is, want anders denk je wellicht ‘Stenen in een dijk – nou en?’ Maar het 18de-eeuwse stuk steenglooiing onder aan de Westzaner Zeedijk nabij Nauerna is een monument dat herinnert aan de verwoestende paalworm, die het aanzicht van de Nederlandse dijken voorgoed veranderde.
Het was ook in de 18de eeuw al lang bekend dat het aanbrengen van een stenen glooiing onder aan een zeedijk die dijk goed kon beschermen tegen afslag tijdens storm. De beroemde waterstaatskundige Andries Vierlingh (ca.1507-ca.1579) pleitte al in de 16de eeuw voor het aanleggen van steenglooiingen bij alle dijken. Maar steen was duur in Noord-Holland, want de benodigde natuursteen moest van ver komen.
In plaats daarvan werden aan het begin van de 18de eeuw veel Noord-Hollandse zeedijken beschermd tegen afslag door wier. Bij veel dijken was het buitendijkse voorland inmiddels geheel weggespoeld. Daarom werd vanaf de 16de eeuw aan de zeezijde van de dijken vaak een kustverdediging aangelegd in de vorm van een wierriem of wierdijk, samengesteld uit wier en hout. Dat wier was eigenlijk Groot Zeegras dat goed groeide in de Zuiderzee en ook hout was er in overvloed en goedkoop.
Dijken zagen er heel anders uit dan nu, bijna als een muur in zee. Aangestampte wier, bijeengehouden door houten palen, koekte aan tot een heel stevige stof die de kracht van de zee opnam en zo de aarden dijk voor afslag behoedde. Het met houten palen vastgehouden wier moest wel eens worden vervangen en het wier diende elk jaar te worden aangevuld omdat het inkromp, maar het werkte heel lang goed.
Begin jaren dertig van de 18de eeuw bleken de palen die de wierriem op hun plek hielden vrijwel overal in zeer slechte staat te verkeren, tot grote schrik van waterschapsbestuurders in het hele Nederlandse kustgebied. Ze waren 'doorknaagd' door een beestje dat men de paalworm doopte. De paalworm (teredo navalis) is een boormossel die houdt van warm zout water en bij voorkeur in dood hout leeft. Doordat het een aantal jaren warm was en de Zuiderzee verziltte door een gebrek aan zoet water kwam het tot een ware paalwormenplaag.
De paalwormenplaag was een schok voor de waterschappen rond de Zuiderzee en vooral die in Noord-Holland. De balken en palen in de wierdijken braken als luciferhoutjes af en in 1731 bleken de wierriemen hier en daar al omgevallen en weggedreven. Hoe kon men nu nog de dijken beschermen? De palen vernieuwen had geen zin, in korte tijd had de paalworm die weer ernstig verzwakt. Allerlei deskundigen deden onderzoek naar de paalwormen en stelden verschillende oplossingen voor, maar niets werkte afdoende. Veel Nederlanders geloofden dat de paalworm een goddelijke straf was voor hun misdragingen.
De beste oplossing werd ten slotte voorgesteld door twee waterschapsbestuurders uit Westfriesland, Pieter Straat (ca. 1690-1751), burgemeester van Bovenkarspel, en Pieter van der Deure (ca. 1685-1763), burgemeester van Grootebroek. Zij bepleitten in 1733 het aan de zeezijde van de Westfriese Omringdijk voorzien van een steenglooiing om de aanwezige wierriemen op hun plaats te houden. Dat zou heel duur zijn, maar het maakte wel een einde aan de paalwormendreiging en het onderhoud was op den duur goedkoper.
Aan de Westzaner Zeedijk lag ook een stuk wierdijk, maar het grootste deel van de dijk was beschermd met houten beschoeiingen. De paalwormplaag betekende dat de dijk geheel opnieuw werd vorm gegeven. De wierriem en de beschoeiingen verdwenen en in plaats daarvan werd de dijk tussen 1735 en 1745 bekleed met een steenglooiing. Tonnen steen voerde men ervoor aan en de Westzaners kregen fikse overheidssubsidies om het allemaal te betalen.
Veel steen kwam van ver. De Westzaners bestelden natuursteen uit België, Tsjechië en Scandinavië. Maar ook werd bouwpuin aangevoerd van de in 1740 afgebroken oude kerk van Westzaan. En wellicht kwamen er ook brokken hunebed mee: de Drenten ontwikkelden vanwege de Hollandse vraag een bloeiende handel in steen. In 1734 volgde daarom een verbod op het slopen van de 'oude beroemde gedenkteekenen', een van de eerste monumentenwetten uit de geschiedenis.
Tegen 1745 was het aanzicht van de Westzaner Zeedijk geheel veranderd. Overal had hout afgedaan en was de dijk voorzien van een stenen huid. Toen het IJ werd ingepolderd kwam de zeedijken droog te liggen en werd de steen elders hergebruikt. Lang restte alleen het in 1948 op aandrang van Zaans Schoon gespaard gebleven stukje glooiing ten oosten van Nauerna. Aan de Oostzaner Zeedijk is echter in december 2022 een deel van de steenglooiing als monument hersteld met ‘Noorse keien’ uit de Markermeerdijk, op verzoek van de inwoners van Tuindorp Oostzaan. Voor hen waren de stenen ooit een geliefde plek om te zonnebaden of een boek te lezen.
Extra
De steenglooiing ligt op de wandelroute van de Nauernaroute.
Wie de Noordzeekanaalroute gaat fietsen komt ook langs de steenglooiing (ter hoogte van de Groote Braak waar de veldweg een knik maakt).
Dat geldt ook voor wie de Oer-IJ route fietst.
Wie een wierdijk in het echt wil zien moet naar Wieringen, waar de enige nog bestaande Wierdijk te vinden is.