Poldermolen de Viaan
De Viaan is een echte veteraan. Al meer dan vier eeuwen bemaalt hij de Bergermeer, maar daarvoor al hield hij de Zijpe droog. De monumentale molen staat vlakbij de kruising van de N9 en de N245 en is tegenwoordig omringd door de stadsuitbreiding van Alkmaar. Nog altijd draagt de Viaan bij aan het droog houden van de polder Bergermeer. Hij kan op afspraak worden bezocht.
Berger- en Egmondermeer
Ooit bepaalden twee bekende heren uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog wat er hier in de kuststreek gebeurde: Lamoraal van Egmond (1522-1568) was heer van Egmond, en Hendrik van Brederode (1531-1568) was heer van Bergen. Tot hun bezit behoorde het Berger- en Egmondermeer, een verzameling van ondiepe wateren, moerassen en eilandjes. De heren legden het meer in 1563-1566 gezamenlijk droog.
Viaanse molens
Het Bergense deel werd de polder Bergermeer, dat door drie molens werd bemalen. Twee daarvan werden ‘Viaanse molens’ genoemd. Hendrik van Brederode woonde in Vianen in de provincie Utrecht, zijn belangrijkste bezit. Blijkbaar bracht hij daarvandaan twee wipmolens om te helpen met de bedijking en bemaling. Ze zijn allang verdwenen, maar hun opvolgers op dezelfde plek bleven ‘Viaanse molens’ heten.
‘Sijpschen molen’
De Alkmaarse molenmaker Jan Reyersz Clock († na 1597) was vanaf het begin betrokken bij de bemaling. Door stormvloed kwam de Bergermeer onder water te staan, om in 1578 weer te worden drooggelegd. Clock zette daarvoor drie poldermolens neer: de nieuw gebouwde Dikke Molen (1578), de Viaan (1579) en de Kleine Viaan (1584). De Viaan was ‘tweedehands’: het betrof een ‘Sijpschen molen’, afkomstig uit de Zijpe in de Noordkop, waar hij rond 1565 was gebouwd. Ook de Kleine Viaan kwam daar misschien vandaan.
Binnenkruiers
Jarenlang stonden de Viaan en de Kleine Viaan gebroederlijk bij elkaar. Beide molens waren binnenkruiers, dat wil zeggen dat de molenaar in de kap moet klimmen om daar met hulp van het rad de molenkap naar de wind te draaien. In 1590 werd het nog bestaande molenaarshuis gebouwd, waar de beide molenaars konden wonen. De Kleine Viaan werd in 1724 verkocht omdat de Viaan met een groter scheprad voldoende water uit kon malen.
De Viaan blijft
Ook de Dikke Molen verdween: in 1922 werd hij vervangen door een elektrisch gemaal. Maar de Viaan maalde voort. In 1867 was de molen voorzien van een vijzel, en werd van het hout van het scheprad een nieuwe trap gemaakt. Ook oude wieken werden hergebruikt binnen de molen. Als er ‘s nachts moest worden gemalen, sliep de molenaar in de bedstede, die als gastenboek werd gebruikt: vaklieden die aan de Viaan werkten krasten ook hun naam in het hout.
Molenaarstraditie
De laatste beroepsmolenaar was Bas Kruk (1928-2021), die in het molenaarshuis was geboren en in 1953 zijn vader opvolgde. Toentertijd lag de molen nog zeer afgelegen. In de Tweede Wereldoorlog zaten er wel eens onderduikers in de molen. In 1961 werd de Viaan een monument, en volgde een uitgebreide restauratie. De laatste jaren kreeg Kruk steun van een nieuwe generatie vrijwillige molenaars: Pedro Germes (2000) houdt tegenwoordig de molen draaiende. Voorlopig sterft het bijzondere ambacht van molenaar, sinds 2017 op de lijst Immaterieel Erfgoed van UNESCO, niet uit.
Extra
- De Groene Route van het Wandelnetwerk Noord-Holland voert langs de Viaan.
- Pedro en molenaarsleerling Wilco (en de Viaan) komen ook aan het woord in een podcast van het project Fluisterende Molens.
- Het project Fluisterende Molens
- Men kan ook een ‘molentocht’ per fiets maken.
- Wie ook molenaar wil worden, kan zich richten tot het Gilde van Vrijwillige Molenaars.
De instandhouding van de molen wordt mede mogelijk gemaakt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provincie Noord-Holland.