Gemaal 't Leven Zaandijk
Zaandijk, zo gaat het gezegde, begint bij het leven en eindigt bij de dood: aan de zuidkant van het Zaanse dorp staat nog altijd de imposante korenmolen de Dood, aan de noordkant stond tot 1904 poldermolen ’t Leven. Mogelijk ontleende de poldermolen zijn naam aan de grote broer aan de zuidkant. Waar de Dood nog altijd toeristen de weg wijst naar de Zaanse Schans is molen ’t Leven echter verdwenen. Het gemaal dat er voor in de plaats kwam is weliswaar minder opvallend, maar niettemin ook een heel bijzonder monument.
In de eerste helft van de 17de werden de Beemster, de Schermer en alle andere grote meren drooggemaakt. De waterberging in Noord-Holland, de zogeheten Schermerboezem, werd hierdoor zeer sterk verkleind. Er was nu te weinig 'ruimte voor water'. De Zaan maakte deel uit van de Schermerboezem en stond vaak lang randvol. Daardoor lukte spuien door een sluisje niet meer. De enige oplossing bestond uit het bouwen van molens om het water op te malen, en ook de polder Westzaan moest daarom in 1632 een molen bouwen die de bijnaam ‘Het leven’ kreeg. De molen stond op de grens van Zaandijk en Wormerveer; de Dood stond op de grens met Koog aan de Zaan, vandaar het gezegde.
Aan molen ’t Leven raakte in de loop der tijden een plaatselijk gebruik verbonden: als Zaandijker kinderen een broertje of zusje kregen, werd hen verteld dat het kindje door de poldermolen was ‘opgemalen’ en door de moeder daar opgehaald. In de maalkolk kon het geweldig kolken en bruisen en kon men allerlei voorwerpen en vissen zien, dus waarom ook geen kindje? Er werd gezegd dat er wel eens kinderen bij de maalkolk ingespannen in het water stonden te turen in de hoop het nieuwe kindje te zien.
Eeuwenlang voldeed de molen aan zijn taak. In 1867 werd het scheprad vervangen door een vijzel, maar aan modernere manieren van bemaling had de polder Westzaan op deze plek lange tijd geen behoefte. Een voorstel van de hoofdingelanden in 1891 om de windmolen te vervangen door een stoomgemaal werd niet overgenomen door de dijkgraaf en heemraden. In 1899 overleefde ’t Leven nog een blikseminslag, maar op 5 april 1904 brak tijdens een storm de molenas en liep de molen zo’n zware schade op dat het polderbestuur besloot de molen te vervangen door ‘eene watermachine met een motor’.
In korte tijd werd de molen afgebroken en de molenaar gepensioneerd. Men liet in plaats daarvan een gemaal, een woning voor de machinist en een kolenloods met werkplaats bouwen. Men koos voor een centrifugaalpomp aangedreven door een zuiggasmotor, dat wil zeggen dat de motor draaide op steenkool die onder hoge druk werd omgezet in gas, met de gedachte dat dit goedkoper was dan een stoomgemaal. Op zaterdag 18 augustus 1904 werd de nog altijd aanwezige eerste steen gelegd door dijkgraaf Cornelis Kuyt Dirksz (1836-1913). Het gemaal erfde de naam van de molen en kreeg een windvaan met daarin ook de naam uitgesneden.
Het duurde nog even voordat het gemaal gebruiksklaar was, maar vanaf 1906 was het dan toch in werking. De zuiggasmotor werkte echter van meet af aan niet goed, hetgeen leidde tot ruzie met de fabrikant en bezuinigingen als het afschaffen van de gratis sigaren tijdens de vergaderingen. Dat besluit werd weer teruggedraaid toen bleek dat de kosten nog altijd lager waren dan het stoomgemaal elders in de polder. Uiteindelijk werden de problemen opgelost door in 1916 over te schakelen op een elektromotor.
Het in 1904 in paars-rode baksteen gebouwde complex bleef echter bewaard zonder al te veel wijzigingen en is van betekenis als een zeer gaaf bewaard gebleven voorbeeld van vroeg-20ste-eeuwse machinale polderbemaling, in samenhang met de seinmast die er ook nog steeds bij staat. Die seinmast werd tussen 1904 en 1970 gebruikt om de bemaling op de Schermerboezem af te stemmen. Zodra het water in Spijkerboor het Amsterdams Peil bereikte, werd het stopsein gegeven en moest iedereen stoppen met malen. In Spijkerboor hees men dan overdag een blauwe vlag of zette men ’s nachts een lantaarn aan, waarna de seinmasten het bericht te stoppen doorgaven. Zo kon in ongeveer twee uur tijd in heel Noord-Holland de bemaling worden stilgelegd.
Goed bewaard gebleven zijn ook de met bloemmotieven versierde vloertegels en de wandtegels binnen in het gemaal, de bijzondere en zeldzame centrifugaalpomp, gemaakt door de in 1871 opgerichte Koninklijke Nederlandsche Machine Fabriek te Helmond. Het maken van centrifugaalpompen was een specialiteit van dit bedrijf. Ook bijzonder zijn de twee in 1916 geplaatste elektromotoren. Tegenwoordig is de bemaling grotendeels overgenomen door het moderne gemaal naast ’t Leven, bekend als ’t Leven 2.
Extra
Gemaal ’t Leven ligt niet op wandelroutes of langere fietsroutes, die liggen aan de overkant van de Zaan. Wel is het gemaal onderdeel van een speciale gemalenfietsroute in de Zaanstreek.