De Dam in Amsterdam met het stadhuis in aanbouw. Aquarel uit ca. 1860 door R. Craeyvanger naar een schilderij door J. Lingelbacht uit 1656. Stadsarchief Amsterdam.

De verhuizing van Leeghwater naar Amsterdam in 1640 houdt waarschijnlijk verband met het de beëindiging van zijn werk in de Starnmeer. De droogmaking van dit meer was oorspronkelijk een project van het dorp De Rijp, maar ging dat jaar in andere handen over. De Starnmeer was bovendien het laatste meer van enige omvang. Rond De Rijp was daarna niet veel meer voor hem te doen. In de Amstelstad richtte Leeghwater zich versterkt op andere klussen. Hij had al een klokkenspel gemaakt voor de kerk in De Rijp en in Amsterdam goot hij carillons voor de Wester- en Zuiderkerk. Nadat in 1648 de bouw aan het nieuwe stadhuis – tegenwoordig het Paleis op de Dam – was begonnen, verhuurde Leeghwater zich als metselaar. Hij bleef echter actief in de waterbouw en in juli 1649 bracht hij bijvoorbeeld een advies uit over een nieuwe uitwatering door de duinen naar de Noordzee bij Petten.